Innovatie en ondernemerschap

ONDERNEMEN  Innovatiepotentieel kmo's moet beter worden benut

Vlaanderen scoort slecht in innovatie en ondernemerschap, twee factoren die bepalend zijn voor de economische groei en de werkgelegenheid. Het wordt tijd om de zaken fundamenteel aan te pakken.

De wetenschap is het er unaniem over eens dat de economische groei niet langer wordt bepaald door de optimale combinatie tussen de factoren arbeid en kapitaal, maar door de zogenaamde non-tangibles. Die zijn hoofdzakelijk de innovatiekracht en het ondernemerschap van een regio. Die derde factor, zoals we ze kunnen noemen, bepaalt volgens diverse studies tussen de helft en twee derde van de economische groei. Ondernemerschap zou 33 procent van de groei bepalen en innovatie 25 procent. In een langetermijnperspectief is dat zelfs nog meer. Het niveau van ondernemerschap van het jaar n, bepaalt 57 procent van de groei van het jaar n+2. Maar voor die factor begint het jaar zeer somber.

Al vijf jaar worden we jaarlijks verrast met de cijfers van de Global Entrepreneurship Monitor ( GEM), die aantonen dat de ondernemende Vlaming een mythe is die niet met de realiteit strookt. Slechts 1,7 procent van de Vlamingen is bezig een bedrijf op te richten tegenover 1,8 procent in België. Met andere woorden: er zijn geen significante verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië.

Maar belangrijker dan de interregionale vergelijkingen in België, is de vaststelling dat geen enkel land in de Europese Unie het slechter doet. Ook op wereldniveau dragen wij de rode lantaarn. Zelfs Japan, dat tot nu toe steeds de laatste plaats bekleedde, wipt over België. Om de Belgen werd op de internationale conferentie - die op 11 januari plaatsvond in Londen en waar de resultaten werden voorgesteld - meewarig gelachen.

Ondernemerschap ligt in België driemaal lager dan het wereldgemiddelde. Terwijl op wereldniveau gemiddeld 9 procent van de bevolking op een of andere manier bezig is met ondernemen, is dat in Vlaanderen slechts 3 procent. Euforisten, die geen kaars en bril verdragen, zullen deze cijfers afwimpelen als academische spielerei zonder belang. Fatalisten zullen in deze analyse de bevestiging vinden dat het écht slecht gaat in België, zoals ook blijkt uit andere studies die aantonen dat wij in vijf jaar tijd 18 plaatsen moesten inleveren op de wereldcompetitiviteitsindex - we zijn van de 15de naar de 33ste plaats gezakt - en dat ons land qua risico voor delocalisatie de 61ste op 62 geanalyseerde landen is. Ons land is gedoemd het avondland van Europa te worden, zo zouden we deze onheilsvoorspellingen kunnen samenvatten.

Euforisten zijn blind en fatalisten trekken de verkeerde conclusie uit de juiste analyse. Ondernemerschap staat in België inderdaad op een zeer laag pitje. Nochtans het is fundamenteel voor de economie, niet alleen wegens zijn impact op economische groei, maar ook om zijn impact op werkgelegenheid. Een kwart van de werkgelegenheid wordt bepaald door het niveau van ondernemerschap. Ondernemerschap aanzwengelen is dus de beste sociale politiek.

O&O

Tot op heden konden wij ons verweren omdat wij relatief goed scoorden op die andere derde factor: innovatie. Maar ook daar begint de motor zwaar te sputteren. Ondanks alle ronkende verklaringen zijn wij het enige land van de 15 oude EU-lidstaten waar de uitgaven voor onderzoek daalden in de 21ste eeuw. De Lissabonstrategie schrijft voor dat 3 procent van het bruto binnenlands product moet gaan naar onderzoek en ontwikkeling (O&O). In België is dat 1,82 procent, tegen 2,08 procent in 2001. In Finland en Zweden, de twee landen die vaak als sociaal welvaartsmodel dienen voor Vlaanderen, is dat het dubbele.

De Europese Commissie laat dan ook diplomatisch weten dat het onwaarschijnlijk is dat België de 3 procentdoelstelling tegen 2010 haalt. Van de drie procent moet de overheid 1 procent voor haar rekening nemen, maar zelfs in de meest positieve hypothese geraakt ze nog niet aan 0,8 procent. En de bijdrage van de privésector is uiterst kwetsbaar, aangezien ze in sterke mate afhangt van een tiental grote bedrijven waar iedere industriële herstructurering zich onmiddellijk vertaalt in de daling van de O&O-uitgaven in België. De farmaceutische sector geldt hier als het voorbeeld bij uitstek. Als publieke uitgaven licht blijven stijgen terwijl privé-uitgaven sterk blijven dalen, kunnen we de bui in 2010 al zien hangen.

Als we werkelijk de derde factor willen gebruiken als instrument voor economische groei en werkgelegenheid - hebben we een andere keuze? - dan moeten we inwerken op de factoren die een positieve impact hebben op ondernemerschap en innovatie. Voor innovatie moeten publieke middelen gebruikt worden als 'trekker' voor privémiddelen, en niet als substituut. Zo niet zijn bijkomende middelen noch naar input, noch naar output gemeten efficiënt. Gebrek aan gekwalificeerd personeel is de hoogste belemmerende factor in innovatie. Voorts moeten wij realistisch zijn en proberen minder afhankelijk te zijn van de buitenlandse onderzoekscentra door meer te focussen op het innovatiepotentieel van kmo's. Zij hebben het hoogste potentieel om Vlaanderen innovatiever te maken. 

Belgen niet minder ondernemend dan enig ander Europees volk, maar ons systeem zet niet echt aan tot ondernemen. De werkloosheidsuitkering is onbeperkt in de tijd, de loonwig (het verschil tussen het bruto- en het nettoloon) is de hoogste van Europa, de vennootschapsbelasting eveneens. Friedrich von Hayek stelde het 60 jaar geleden al: 'We kunnen het onze jeugd niet kwalijk nemen dat zij een stabiele goed betaalde betrekking zonder risico verkiest boven een risicovol beroep.' En als we die stabiele baan dan toch verliezen, kunnen we terugvallen op steun. Dat is voor een ondernemer die niet slaagt zelden het geval, kunnen wij eraan toevoegen.

Egelstelling

Twee rode lantaarns in één week, over die meest cruciale twee factoren voor onze groei en werkgelegenheid, mogen ons niet in een egelstelling duwen. Ze moeten een motivatie zijn om de zaken fundamenteel aan te pakken. Ik pleit voor een drastische hervorming van de arbeidsmarktreglementering, een fundamentele hervorming van de fiscaliteit en een werkloosheidssysteem dat aanzet tot opleidingsinspanningen en werkhervatting. Het is hoog tijd dat we de retoriek overstijgen.

Bron : De Tijd . De auteur is secretaris-generaal van het departement Economie, Wetenschap en Innovatie en schrijft deze bijdrage in persoonlijke naam.