NV België: alarmpeil bereikt?

Als bedrijven even alarmerende cijfers zouden neerzetten als de nv België,
zouden ze op de beurs worden afgeslacht en ingrijpende herstructureringen
moeten aankondigen.

Ondernemingen houden permanent hun evolutie in het oog. Beursgenoteerde
ondernemingen worden zelfs continu in de gaten gehouden door experts.
Omzetevoluties en marktaandelen zijn daarbij belangrijk. Maar ook de financiële
structuur van een bedrijf is een topic van permanente aandacht. Enkele ratio's
bijvoorbeeld mogen niet onder een bepaald niveau dalen. De solvabiliteit (eigen
vermogen over balanstotaal) mag niet minder dan 15 % bedragen, het
bedrijfskapitaal mag niet onder de 10 % van het balanstotaal zakken en de
cashflow mag niet lager zijn dan 6 % van het balanstotaal. Vooral delicaat
wordt het wanneer die zogenaamde alarmpeilen samen worden overschreden. Als het
bedrijf dan toch nog overeind wil blijven, dringt een herstructurering zich
op.

Die benadering is geldig voor alle ondernemingen, met uitzondering van één: de
nv België ontsnapt blijkbaar aan die logica. De nv België verloor de jongste
vijftien jaar immers 20 % marktaandeel tegenover de geïndustrialiseerde landen
en 7 % sinds 2000. Het alarmpeil voor de nv België is vanzelfsprekend niet
hetzelfde als voor een individuele onderneming, maar de logica blijft ook hier
toepasselijk. Gezien de beperkte accuratesse van een aantal indicatoren is
vooral de evolutie belangrijk. Daarnaast worden, indien mogelijk, verschillende
bronnen geraadpleegd. Laten we even een paar indicatoren op een rijtje zetten.

De competitiviteit van ons land daalde, afhankelijk van de bron, in vijf jaar
tijd van de 18de naar de 33ste plaats (bron: WEF Genève) of van de 18de naar de
27ste plaats (bron: IMD Lausanne). Logisch dus dat ook het risico op
delokalisatie is verhoogd. Op 61 landen bevond België zich qua risico voor
delokalisatie van de productie-eenheden op de 60ste plaats in 2006 (in 2003 was
dat nog de 41ste plaats). Nu blijken heel wat politici dit te relativeren;
sommigen beweren zelfs dat we er op termijn naar moeten streven om de
R&D-afdelingen hier te houden en de productie te laten vertrekken. Die
redenering is fundamenteel verkeerd. Op termijn zal de R&D-afdeling immers
(fysische) toenadering zoeken tot de productie-eenheid. Als alle industrie
delokaliseert, mogen wij er ook van uitgaan dat de R&D-afdelingen zullen
volgen. Trouwens, ook wat betreft het risico op delokalisatie van de
R&D-afdeling verliezen wij gestaag terrein. Op de 61 onderzochte landen zijn
wij het 54ste risicovol (cijfers voor 2006). Drie jaar eerder bevond ons land
zich nog op de 26ste plaats.

Sense of urgency. Terwijl een bedrijf dat wordt geconfronteerd met dergelijke
alarmpeilen zou worden afgeslacht op de beurs en ingrijpende herstructureringen
zou moeten aankondigen, is de nv België immuun voor die evoluties. Zo blijft de
fiscale en parafiscale druk op de lonen de hoogste ter wereld. De loonkosten in
hun totaliteit bevinden zich op de 119de plaats (van de 125 door het WEF
onderzochte landen). Onze legendarische hoge productiviteit, bijproduct van de
te hoge belastingen, zorgt ervoor dat wij inzake loonkosten per arbeidsproduct
op de 73ste plaats belanden.

Wie denkt dat die benauwende cijfers leiden tot een beter beheer van de
publieke middelen of een efficiënte overheidsdienst, vergist zich schromelijk.
Inzake verspilling van de overheidsuitgaven dalen wij van de 17de (in 2002)
naar de 50ste plaats (in 2005).
Onze belastingdiensten bekleden qua efficiëntie de 115de plaats op 117. Alleen
Benin en Brazilië doen nog slechter.

Verbeteringen in de marge zullen niet leiden tot een fundamentele oplossing.
Integendeel, kleine ingrepen strooien zand in de ogen zodat de werkelijke
uitdaging eventjes wordt onderdrukt. Radicale ingrepen zijn nodig, onder meer
inzake de lasten op arbeid, de flexibiliteit van de lonen, de regulering van de
arbeidsmarkt en de efficiëntie van de overheidsadministratie. Zonder dergelijke
ingrepen zal de nv België nog meer marktaandeel verliezen en zal de sociale
welvaartsstaat niet langer sociaal en ook niet langer welvaartsstaat kunnen
blijven.

De overheid kan dergelijke ingrepen niet alleen realiseren. Ze heeft daarbij de
steun nodig van de sociale partners en de hele bevolking. Als we verwijzen naar
voorbeelden van landen die het de jongste tien jaar bijzonder goed doen,
vernoemen we steevast Ierland en Finland. Nochtans was Ierland een arm land bij
de toetreding tot de Europese Unie, met emigratie van hun geschoolde
arbeidskrachten. Finland dan weer kende een diepe economische crisis door het
ineenstorten van de grote buur: het Russische imperium. Bovenstaande cijfers
zijn dan ook helemaal niet bedoeld om aan de klaagmuur te staan. Ze tonen
alleen aan dat de situatie ernstig is en dat ingrepen in de marge weinig zinvol
zijn.

We hebben een sense of urgency nodig, zodat fundamentele ingrepen mogelijk
worden. Al moeten we hier misschien verwijzen naar het recente boek van gewezen
Barcotopman Hugo Vandamme en journalist Karel Cambien: Wat baten kaars en bril,
als de uil toch niet zien wil ...

De auteur, secretaris-generaal van het Vlaams Departement voor Economie,
Wetenschap en Innovatie, schrijft deze column in persoonlijke naam.

Bron: Trends. be - Rudy Aernoudt