IWT-geld zet bedrijven aan tot ambitieuzer en diepgaander onderzoek

 Het IWT, het Instituut voor de aanmoediging van innovatie door wetenschap en technologie, verdeelt 280 miljoen euro van het Vlaamse belastinggeld. Een kleine 40 procent daarvan gaat naar directe bedrijfssteun, dus onderzoeksprojecten binnen bedrijven. Die steun blijkt vaak onontbeerlijk, en leidt tot grotere ambities in de onderzoeksprojecten. Dat leidt het IWT af uit een onderzoek naar de besteding van het geld en naar het verschil tussen projecten die IWT-geld krijgen en degene die dat geld moeten ontberen.
Het IWT verdeelt een kleine 40 procent van zijn budget via directe bedrijfssteun. De biotechnologiesector levert daarvan vele bekende voorbeelden. Maar net zo goed kan het gaan om een prototype van een warmeluchtblazer voor de tuinbouw, de ontwikkeling van een armatuur waardoor met één lamp verschillende plekken worden uitgelicht, of de aanwerving van een technisch hooggeschoolde werknemer bij een vleesverwerker die de modernste traceringstechnieken wil invoeren. Dat geld is goed besteed. Het wordt vrijwel volledig toegevoegd aan de onderzoeksbudgetten die de ondernemingen zelf al hadden uitgetrokken. Slechts in geringe mate stoppen bedrijven de middelen die ze zouden inzetten opnieuw in hun portefeuille wanneer ze IWT-steun krijgen.

Dat bleek al uit een studie van zowat een half jaar geleden, en werd in de verf gezet bij de 15de verjaardag van het instituut in september: elke euro van het IWT die bedrijven krijgen, resulteert in een verhoging van hun onderzoeksbudget met 0,85 tot 1,34 euro. In sommige gevallen wordt dus 0,15 euro van de eigen bedrijfsmiddelen opnieuw uit het onderzoeksbudget gehaald, maar meestal wordt er integendeel nog wat meer uit de eigen middelen bovenop gelegd.

Bemoedigend

'Qua input van middelen zit het dus goed. Ook op de output hadden we al zicht, en we wisten dat de onderzoeksprojecten in ruime mate product- of procesvernieuwingen opleveren', vertellen Paul Zeeuwts, directievoorzitter van het IWT, en wetenschappelijk adviseur Olivier De Cock. 'We lieten nu meer in detail onderzoeken hoe IWT-steun het gedrag van de ontvangende bedrijven beïnvloedt.'

Geert Steurs, manager van het onafhankelijke bureau IDEA Consult, geeft voorbeelden: 'Wordt het onderzoek ambitieuzer, verloopt het sneller, is het diepgaander, durven bedrijven met steun in hun onderzoek verder af te wijken van hun huidige business? Lokt de IWT-steun meer samenwerking uit met partners zoals universiteiten of onderzoekscentra? Steken ondernemingen (project)managementkennis op? Het instituut vroeg ons een dergelijke evaluatie, die overigens internationaal vernieuwend is, te maken.'

Honderden bedrijven kregen telefonisch een lange lijst vragen voorgelegd: een kleine 200 bedrijven die IWT-steun kregen tussen 2001 en 2004, een eerste controlegroep van 88 bedrijven die wel steun vroegen maar niet kregen, en een tweede controlegroep van 100 bedrijven die bij andere enquêtes als innovatief uit de bus kwamen maar nog nooit een project indienden bij het IWT. Daarna werden met 49 IWT-klanten ook diepte-interviews gehouden.

De resultaten zijn bemoedigend. Om te beginnen is bevestigd dat zonder de steun veel projecten niet doorgaan: zowat vier op de tien projecten belanden dan in de vuilnisbak of de koelkast (zie tabel). In veel andere gevallen vinden ze plaats met een gereduceerd budget. Bovendien is het aantal successen groot: ongeveer 65 procent van de projecten leverde al een nieuw product of een procesverbetering op, en een kleine 20 procent zal dat opleveren over twee tot vijf jaar - deze percentages liggen minder hoog voor de groep die de IWT-steun niet toegezegd kreeg. 30 procent van de productinnovaties en 38 procent van de procesvernieuwingen resulteerde uit onderzoek dat zonder IWT-steun niet was doorgegaan.

Vier op de tien zijn echte doorbraakprojecten: er wordt technologie ingezet die nieuw is in de sector, of er worden marktnoden ingevuld waarvoor voorheen geen antwoord bestond. Naar dat soort projecten gaat twee derde van de IWT-bedrijfssteun. Er is bovendien een niet overdreven maar toch positieve invloed op de doelstellingen: de IWT-steun maakt de onderzoeken ambitieuzer en groter en leidt er vaak toe dat ze sneller kunnen worden uitgevoerd. Bedrijven vragen vaker IWT-geld voor hun innovatiefste onderzoek, dat vaak minder direct aansluit bij de bestaande bedrijfsactiviteit. De steun maakt het mogelijk diepgaander en vaak risicovoller basisonderzoek te doen, dat niet meteen een marktrijp product oplevert maar op langere termijn de innovatiekracht van de onderneming ondersteunt. Bij kmo's zijn de meeste van die effecten nog wat uitgesprokener. Welke criteria bedrijven hanteren om voor onderzoeksprojecten wel of niet steun te vragen, moet nog verder onderzocht worden.

De data stellen het IWT gerust dat de hoge outputsuccescijfers niet het resultaat zijn van een te conservatieve selectie waarbij enkel risicoloze projecten kans maken op steun. Risicoloos rijmt immers zelden op baanbrekend. Zeeuwts: 'Het IWT pikt er niet de gegarandeerde winners uit, maar blijkt wel goed in het mijden van de zwakke broertjes. Overigens is het nog niet in detail onderzocht maar hoor ik vaak van bedrijven waarvan we het project afwezen, dat ze desondanks veel opstaken van onze audit, dat ze hun onderzoek bij-stuurden of vermeden geld te verkwisten aan een nutteloos project.'

Iets minder duidelijk is de invloed op het aangaan van meer samenwerkingen met partners. Innovatieve bedrijven gaan ook zonder het IWT al partnerschappen aan. 'Wel is het type partner wat anders', zegt Steurs. 'Bij projecten die het IWT steunt, zijn meer partners betrokken die fundamenteler onderzoek doen, zoals universiteiten. Vaak is het net het bijkomende geld van het IWT dat het bedrijf in staat stelt zulke partners te betalen, zeker bij kmo's.'

Ook qua opbouwen van (project)managementervaring en structureren van onderzoeksprocessen in het bedrijf, zijn het op het eerste gezicht vooral de kmo's die bijleren. Steurs: 'Alleen al een projectaanvraag opstellen kan een bedrijf ertoe dwingen het project duidelijker te definiëren en af te bakenen. De geëiste rapporteringen leggen ook een discipline op om deadlines te halen en het project niet te snel opzij te schuiven voor het dagelijkse 'brandjes blussen'. Voor sommige ondernemingen leidt het project ook bijvoorbeeld tot de eerste patentaanvraag. Uiteraard speelt dat minder in grote bedrijven die al gestructureerde onderzoeksprocessen vastlegden.'

bIOTOOP

Tot slot een opvallende bewering in het rapport: er zijn duidelijke signalen dat de IWT-steun de locatiekeuze voor onderzoek en zelfs productie beïnvloedt, zeker in grote, buitenlandse groepen. Lees: door de steun haalt de Vlaamse vestiging het van andere vestigingen uit de groep om onderzoeksbudgetten toegewezen te krijgen. Een gewaagde uitspraak? Steurs: 'De gegevens uit de telefonische enquête ondersteunen dat niet, maar in de diepte-interviews tekenden we herhaaldelijk uitspraken op die daarop wijzen. Telefonisch spraken we meestal met projectmanagers, in de diepte-interviews met de managers verantwoordelijk voor onderzoek & ontwikkeling, die meer zicht hebben op zulke strategische keuzes. We mogen daarover niet te hoog van de toren blazen, maar ook niet negeren dat het een argument is bij zulke beslissingen.'

'Bij de keuze waar onderzoek wordt uitgevoerd, wordt uiteraard gekeken naar de hele 'biotoop', vult Zeeuwts aan. 'Daarin spelen onder meer de kwaliteit van het onderwijs en van het onderzoek aan universiteiten een grote rol, naast ook het subsidiesysteem en de samenwerkingsstimulansen. Er zijn inderdaad ook in andere (buur)landen subsidiemechanismen, maar de werking daarvan is vaak complexer dan ons relatief eenvoudige systeem.'

 Bron: De tijd